In een brief van 3 juli 2023 aan de Eerste Kamer beantwoordt de Minister van Binnenlandse Zaken enkele vragen die door de Kamer zijn gesteld.
De eerste vraag gaat over het combineren van de rol van vertrouwenspersoon met de rol van onafhankelijk meldpunt van de klokkenluiderregeling. Wij komen deze situatie nog wel eens tegen in de praktijk. Eigenaardig genoeg ziet de minister geen spanning in het combineren van de rol van vertrouwenspersoon, die de melder adviseert, steunt en soms ook representeert en de rol van onafhankelijk ontvanger en doorgeefluik van een melding. De minister ziet de vertrouwenspersoon als onafhankelijk omdat deze geen verantwoording hoeft af te leggen aan de werkgever.
Dit standpunt bevreemdt ons. Hoe kan iemand, die één van de partijen adviseert, ondersteunt en representeert, tegelijkertijd ook boven de partijen staan? Ook organisaties als het Huis voor klokkenluiders en de Landelijke Vereniging van Vertrouwenspersonen zijn van mening dat de vertrouwenspersoon niet ook het meldloket moet zijn.
Ook gaat de minister voorbij aan het feit dat veel organisaties interne vertrouwenspersonen hebben aangewezen, die wel verantwoording moeten afleggen aan de werkgever.
Wel geeft de minister aan dat de vertrouwenspersoon geen opvolging kan geven aan de melding. Dat lijkt ons juist.
Ook voor de opvolging dient een onafhankelijke persoon te worden aangewezen. Dit mag dezelfde onafhankelijke persoon zijn die de melding ontvangt, maar dat mogen ook verschillende personen zijn. Opvolging betekent hier het nagaan van de juistheid van de beweringen van de melder en het zo nodig aanpakken van de misstand. Volgens de Europese richtlijn dient de onafhankelijke persoon of afdeling die de melding opvolgt, ook de feedback naar de melder te geven. De identiteit van de melder dient daarbij vertrouwelijk te blijven, tenzij de melder instemt met openbaring van diens identiteit.
Hierover was ook een vraag gesteld aan de minister. In de praktijk komen wij namelijk wel procedures tegen waarin is vastgelegd dat de directie de communicatie met de klokkenluider onderhoudt. Volgens de Europese richtlijn dient dit echter door een onafhankelijke partij te gebeuren. In de Nederlandse wet is deze bepaling uit de richtlijn niet opgenomen.
De minister vindt het niet bezwaarlijk als de directie de communicatie met de klokkenluider verzorgt, zolang er ook voorzien is in de mogelijkheid van communicatie en feedback via een onafhankelijke functionaris. De minister geeft daarbij aan dat de directie niet direct contact op zou moeten nemen met de melder buiten zijn of haar wil. Wij zouden dit heel wat stelliger willen verwoorden. Zolang de melder hier geen expliciete toestemming voor geeft, zou de directie niet rechtstreeks met de melder moeten communiceren en dient dit via de onafhankelijke persoon te gebeuren die de opvolging verzorgt. Sowieso dient de melder toestemming te geven voor de onthulling van diens identiteit. Het zal het vertrouwen in het meldproces danig ondergraven als een melder opeens een telefoontje van de directeur krijgt over de melding die is ingediend.
Het was de Eerste Kamer ook opgevallen dat een zinsnede over de beveiliging van de interne meldkanalen niet was overgenomen in de Nederlandse wet. Volgens de minister is dat omdat de verplichting tot beveiliging van de interne meldkanalen al is geregeld in de AVG. Wat de minister ons inziens hier over het hoofd ziet, is dat de AVG sowieso al geldt in de EU. Desalniettemin vond men het op EU-niveau nodig om expliciet vast te leggen dat de meldkanalen en het register dusdanig beveiligd moeten worden, dat alleen geautoriseerde medewerkers toegang hebben tot de meldingen van klokkenluiders. Blijkbaar vond men het nodig om dit expliciet vast te leggen omdat de AVG hier onvoldoende garanties voor geeft. Denk bijvoorbeeld aan de casus bij Barclays, waar de CEO zijn medewerkers opdracht gaf om de identiteit van de klokkenluider te achterhalen. De medewerkers die weigeren om dit te doen staan een stuk sterker met de bepaling uit de Europese Richtlijn dan met de bepalingen uit de AVG. Deze casus bewijst ook dat dit zeker geen hypothetisch scenario is.
Op de vraag of seksuele intimidatie en corruptie niet per definitie misstanden zijn, herhaalt de minister haar eerdere standpunt dat dit afhankelijk is van de omstandigheden. Het is afhankelijk van de ernst en de omvang dan wel het structurele karakter daarvan. Als de seksuele intimidatie louter persoonlijke belangen raakt, dan is het volgens de minister geen misstand. Wel moet meegewogen worden of en op welke wijze de werkgever heeft opgetreden, nadat hij hier kennis van had gekregen. Indien een werkgever niet zorgt voor een veilige werkomgeving dan kan seksuele intimidatie jegens slechts één persoon ook een misstand zijn.
Dit laatste is nieuw, maar maakt het in de praktijk niet gemakkelijker voor een mogelijke melder om in te schatten of deze nu wel of niet wettelijk beschermd is tegen vergelding na het indienen van een melding of na openbaring in de pers. De minister geeft daarbij aan dat dergelijke open normen vaker voorkomen en ook ruimte geven voor veranderingen in maatschappelijke opvattingen. Potentiële melders kunnen hierover advies inwinnen bij het Huis voor klokkenluiders.
De minister geeft in deze brief ook nog aan de Nederlandse Arbeidsinspectie en de Inspectie Leefomgeving en Transport spoedig en in een later stadium eventueel ook de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit aangewezen gaan worden als bevoegde autoriteiten voor externe meldingen.
Waar wij tot nu toe niet erg enthousiast zijn over de reactie van de minister, zijn we wel verheugd over haar feedback met betrekking tot de organisaties met minder dan 50 medewerkers, die volgens de EU richtlijn en de Nederlandse wet geen middelen mogen delen om meldingen te ontvangen en op te volgen, terwijl organisaties met 50-250 medewerkers dat wel mogen. Hierover vindt nader overleg met de Europese Commissie plaats. Afhankelijk van de uitkomst hiervan zal een aanpassing van de Wbk worden overwogen. Wij hopen dat dit snel het geval zal zijn, want het valt niet uit te leggen waarom een financieel adviseur, makelaar of autoverkoper met 60 medewerkers wel middelen mag delen en eenzelfde organisatie met 10 medewerkers niet. Overigens mag uitbesteden aan een externe partij als De Integriteitscoördinator wel altijd.