Het nieuws over intimiderend gedrag bij De Wereld Draait Door was afgelopen maand amper te missen. Veel medewerkers wisten ervan maar toch werd er niets aan gedaan. Dit kan en moet beter.
Inmiddels is er het nodige geschreven over intimiderend gedrag bij het tv-programma De Wereld Draait Door. Het is het volgende schandaal in een – inmiddels – lange reeks incidenten. Interessant is dat nu ook gewezen wordt op het omstander-effect. Vele medewerkers hebben het gezien of wisten ervan. Toch hebben zij het niet gemeld, omdat ze bang waren voor de gevolgen voor henzelf. Daarbij speelde mee dat veel medewerkers geen vast contract hadden en elk moment op straat konden worden gezet. De managers die wel bekend waren met het wangedrag deden er weinig mee, waarschijnlijk omdat ze bang waren om een populaire tv-presentator tegen de haren in te strijken en mogelijk te verliezen aan een commerciële omroep.
Bij dit soort gevallen is de rol van het management altijd cruciaal. Zij dient actief een veilige omgeving te creëren waarin medewerkers worden uitgenodigd om te melden en vervolgens moeten zij daar ook adequaat op reageren. Ethics & compliance officers en integriteitsmanagers kunnen helpen bij het creëren van een veilige speak-up cultuur en bij het ontvangen en opvolgen van meldingen en het vertrouwelijk houden van de identiteit van de melder. Maar een goede wettelijke bescherming voor melders helpt ook.
Deze week behandelt de Tweede Kamer de Wet bescherming klokkenluiders. Deze vervangt de Wet Huis voor klokkenluiders en vloeit voort uit een EU-richtlijn, die al op 17 december 2021 ingevoerd had moeten zijn.
De nieuwe wet verbetert de positie van klokkenluiders aanzienlijk. Zo wordt de bewijslast omgedraaid. Werkgevers moeten voortaan bewijzen dat benadeling, zoals ontslag, een overplaatsing of een slechte beoordeling, geen enkel verband heeft met een klokkenluidermelding. Men hoeft niet meer eerst intern te melden en men mag de kwestie in bepaalde gevallen zelfs openbaar maken. Vertrouwelijkheidsbedingen waarin geen uitzondering wordt gemaakt voor klokkenluidermeldingen zijn voortaan nietig. Organisaties worden hierdoor aangemoedigd om intern melden aantrekkelijk te maken en meldingen goed te behandelen. Er worden meer mensen beschermd, zoals medewerkers van leveranciers, en veel werkgevers moeten een onafhankelijke persoon aanstellen die de meldingen ontvangt en een onafhankelijke persoon die de meldingen opvolgt. Dat mag dezelfde persoon zijn. Deze rol moet niet vervuld worden door de vertrouwenspersoon; deze ondersteunt en adviseert melders maar is niet de aangewezen partij om een onafhankelijk onderzoek te coördineren.
Dit klinkt allemaal veelbelovend. Helaas is er nog wel de nodige onduidelijkheid over wanneer er nu precies bescherming is. Eén van de criteria is, dat het ‘maatschappelijk belang’ in het geding dient te zijn. Dat is nu ook al zo. Afhankelijk van de interpretatie van ‘maatschappelijk belang’ kan de lat nogal hoog liggen. Sowieso creëert deze term onduidelijkheid.
Onlangs illustreerde de Minister van Binnenlandse Zaken zelf het probleem. In antwoord op vragen van Pieter Omtzigt verwees ze naar de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk, waarin staat dat er in 2021 286 meldingen van integriteitsschendingen zijn geregistreerd en in 2020 392. In 2018 waren dat er zelfs nog 815. Het gaat hierbij o.a. om fraude, belangenverstrengeling, machtsmisbruik en ongewenst gedrag. De daling kan betekenen dat er minder misgaat. Er kan echter ook sprake zijn van een angstcultuur, waarin men niet durft te melden.
Volgens dezelfde rapportage werd in 2020 en 2021 geen enkele (maatschappelijke) misstand volgens de klokkenluidersregeling gemeld. Zijn al die honderden melders van integriteitsschendingen dus niet beschermd tegen benadeling als gevolg van hun melding? Of zijn ze misschien niet herkend als klokkenluiders?
Op dit moment lijkt het erop dat de definitie van ‘maatschappelijk belang’ niet verandert, maar de interpretatie mogelijk wel. De minister gaf onlangs aan dat, als er op een afdeling structureel onbetaald wordt overgewerkt, zij dit ziet als een maatschappelijke misstand die gemeld mag worden. Maar als er één persoon structureel onbetaald moet overwerken, dan is er geen sprake van een maatschappelijke misstand. Toch zouden wij graag zien dat dit door een omstander wel gemeld wordt. Hier kan namelijk sprake zijn van pest-gedrag, intimidatie of discriminatie. Onder het huidige wetsvoorstel is zo’n melder niet beschermd.
Samen met o.a. Transparency International en de FNV pleiten wij er dan ook voor om het ‘maatschappelijk belang’ uit de wet te halen. De minister vreest dat er dan een stortvloed aan meldingen zal volgen van medewerkers die vinden dat ze onheus behandeld zijn door hun werkgever. Dit kan voorkomen worden door een uitzondering te maken voor meldingen die iemand zelf betreffen en waar het arbeidsrecht op van toepassing is.
Opmerkelijk is verder dat het wetsvoorstel soms verder gaat dan de EU-richtlijn. Volgens de richtlijn moeten werkgevers bijvoorbeeld schriftelijke of mondelinge meldkanalen inrichten. In Nederland moeten zij beiden inrichten. Voor kleine organisaties is dat nogal belastend. Het Ministerie gaf echter aan dat men een open en transparante cultuur wil bevorderen en de drempel om te melden zo laag mogelijk wil maken. Dat is op zich een goed streven.
De beste manier om die drempel weg te halen is door anoniem melden mogelijk te maken. Als je niet weet wie er meldt, kan er ook geen vergelding plaatsvinden. Alle organisaties die aan de Wet ter bestrijding van witwassen en de financiering van terrorisme (Wwft) moeten voldoen, zijn al verplicht om anonieme meldkanalen in te richten. Veel multinationals doen dit al uit eigen beweging, omdat het gezien wordt als een ‘good practice’. Helaas wenst de minister dit niet te verplichten, wederom omdat zij een stortvloed aan meldingen vreest. Afgaande op de ervaringen bij multinationals en de Wwft-plichtige bedrijven lijkt die vrees niet terecht te zijn.
Daarnaast zijn er nog geen doeltreffende en afschrikkende sancties ingesteld tegen personen die een melding belemmeren of een melder benadelen. Ook is niet overgenomen dat meldkanalen dusdanig beveiligd moeten worden, dat ongeautoriseerd personeel daar geen toegang toe heeft. Voorkomen moet worden dat een directielid opdracht geeft aan de IT-manager om te achterhalen wie de klokkenluider is. Op deze twee punten voldoet het wetsvoorstel niet aan de EU-richtlijn.
Verder kunnen klokkenluiders nog wel beter juridisch, financieel en psychosociaal ondersteund worden. Op dit moment loopt er een aantal experimenten bij de overheid en de minister wil eerst de uitkomst hiervan afwachten. Het zou echter goed zijn om dit nu te regelen, nu er toch al de nodige veranderingen worden doorgevoerd.
Tot slot zijn er in het voorstel geen sancties opgenomen voor organisaties die geen klokkenluiderprocedure hebben vastgesteld of een procedure die niet voldoet aan de wetgeving, noch is er een toezichthoudende instantie aangesteld.
Het Nederlandse wetsvoorstel voldoet dus nog niet aan de EU-richtlijn en de ‘good practices’. De bescherming van melders kan nog een stuk beter. Het is nodig, dat blijkt keer op keer.