Op 24 januari 2023 heeft de Eerste Kamer de Wet bescherming klokkenluiders goedgekeurd als hamerstuk, zonder verdere discussie. Vervolgens heeft men op 3 februari een brief gestuurd naar de Minister voor een nadere uitleg over de wet naar aanleiding van vragen van medewerkers bij de NPO. Een vreemde gang van zaken.
Op 24 januari 2023 heeft de Eerste Kamer de Wet bescherming klokkenluiders goedgekeurd als hamerstuk, zonder verdere discussie. Tot onze verbazing heeft men vervolgens op 3 februari een brief gestuurd naar de Minister van Binnenlandse Zaken met allerlei vragen naar aanleiding van een bericht in de Volkskrant met als titel ‘NPO-werknemers riskeren duizenden Euro’s boete als ze uit de school klappen over hun werk’. Zie ook dit artikel over de boetes bij geheimhoudingsplicht voor NPO-werknemers.
Hoewel we niet weten waar de medewerkers van de NPO (Nederlandse Publieke Omroep) de klok over willen luiden, kunnen we dit bericht moeilijk los zien van de geluiden over mogelijke intimidatie bij het succesvolle tv-programma De Wereld Draait Door. In afwachting van het onderzoek hiernaar heeft de directeur van de NPO zijn taken tijdelijk neergelegd. Daarnaast kwamen er onlangs signalen over mogelijk grensoverschrijdend gedrag bij Studio Sport naar buiten.
De Eerste Kamer, bij monde van de heer Dittrich, vraagt zich af hoe het afdwingen van een zwijgbeding zich verhoudt tot het stimuleren dat misstanden door klokkenluiders aan de kaak worden gesteld. Deze vraag kan op het eerste gezicht gemakkelijk beantwoord worden. Vanaf heden hoeven klokkenluiders zich weinig aan te trekken van een zwijgbeding. Sterker nog, zwijgbedingen die vanaf heden in arbeidscontracten worden gezet, zijn nietig als er geen uitzondering wordt gemaakt voor meldingen van klokkenluiders. Zwijgbedingen die vóór 18 februari 2023 zijn overeengekomen hoeven echter niet aangepast te worden.
Het is dan wel de bedoeling dat klokkenluiders eerst intern melden en vervolgens bij een externe autoriteit. Of direct bij een externe autoriteit. Pas als men redelijke gronden heeft om aan te nemen dat het onderzoek onvoldoende voortgang heeft, mag men de misstand openbaar maken. Dit mag daarnaast ook als er een dreigend of reëel gevaar kan zijn voor het algemeen belang, als er een risico bestaat op benadeling bij melding aan de bevoegde autoriteit of als het niet waarschijnlijk is dat de misstand doeltreffend wordt verholpen. Deze bepalingen roepen natuurlijk de nodige vraagtekens op. Bij welke externe autoriteit zou dit bijvoorbeeld gemeld moeten worden?
En dan is het nog de vraag of de melding inderdaad een melding van een misstand is, zoals gedefinieerd in de wet. Deze vraag is helaas niet altijd gemakkelijk te beantwoorden. Dat blijkt ook wel uit de vervolgvraag van de Eerste Kamer: “Hoe weten slachtoffers van seksuele intimidatie of de betreffende seksuele intimidatie beschouwd moet worden als een misstand en als gevolg daarvan een eventueel zwijgbeding nietig is en bij benadeling als gevolg van een melding over die seksuele intimidatie er sprake is van een omkering van de bewijslast?”
Tsja, als het hier gaat over een individuele kwestie, dan is het waarschijnlijk geen klokkenluidermelding, omdat het maatschappelijk belang niet in het geding is. Echter, als er sprake is van een patroon of structureel karakter of als de intimidatie ernstig en omvangrijk is, dan is er waarschijnlijk wel sprake van een misstand. Maar hoe weet een individuele klokkenluider nu of er sprake is van een patroon? Zolang het patroon niet is aangetoond, is er waarschijnlijk geen bescherming voor de klokkenluider. Tenzij het bijzonder ernstig was. En wanneer is dat dan het geval?
Daarom vraagt de Eerste Kamer ook of de Minister concreet kan aangeven bij welke vormen van seksuele intimidatie en bij welke vormen van corruptie er sprake is van een misstand zoals gedefinieerd in de Wet bescherming klokkenluiders. En indien seksuele intimidatie gemeld wordt buiten de organisatie, omdat het slachtoffer gegronde redenen heeft om niet te vertrouwen op een zorgvuldige opvolging binnen is organisatie, is dan niet per definitie het maatschappelijk belang in het geding en een eventueel zwijgbeding dus nietig?
Met deze vragen legt de Eerste Kamer de vinger op de pijnlijke plek. Je zou willen dat ze dat hadden gedaan vóórdat ze de wet hadden goedgekeurd. Wij zijn in ieder geval benieuwd naar het antwoord van de Minister.
Overigens heeft het huidige bestuur van de NPO al aangekondigd dat de zwijgbedingen aangepast zullen worden.
Meer weten hierover? Volg dan onze cursus Wet bescherming klokkenluiders op 8 maart a.s. in Utrecht. Of geef u op voor onze nieuwsbrief; wij houden u op de hoogte van de ontwikkelingen.